Skip to main content

Het Centrum voor Digitale Inclusie voert jaarlijks een meting uit onder de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder om de mate van digitale inclusie te onderzoeken. Uit het laatste rapport blijkt dat digitale ongelijkheid zich in Nederland op twee manieren uit: niet iedereen profiteert in dezelfde mate van internet én de impact van negatieve uitkomsten verschilt.

Bron

Ondanks dat internet voor veel mensen een onmisbaar onderdeel van het dagelijks leven is geworden, blijkt dat ouderen, laagopgeleiden, mensen met een lager inkomen, ondergemiddeld geletterden en in mindere mate vrouwen een lagere attitude en motivatie, minder goede apparatuur om te internetten, een lager niveau van digitale vaardigheden en een minder kapitaalverhogend gebruik van internet hebben. Aangezien zij in elke fase meer belemmeringen ondervinden draagt internet voor hen minder bij aan een verbeterde maatschappelijke positie in vergelijking met een elitaire hogere sociaaleconomische klasse. Met andere woorden, in relatieve zin worden toch al benadeelde mensen op grotere achterstand gezet. Dit geeft gelijk aan waarom digitale ongelijkheid problematisch is: Internet versterkt bestaande vormen van ongelijkheid. Hoe meer middelen iemand tot zijn beschikking heeft (bijvoorbeeld opleiding, bezit, geletterdheid of sociaal netwerk), hoe meer internet oplevert. Hoe minder middelen beschikbaar, hoe kleiner de bijdrage aan iemands welzijn en hoe lastiger het is om negatieve uitkomsten te pareren.

Digitale vaardigheden Onderzoek Beleidsmakers Vrijwilligers Docenten
Terug naar boven

Op de hoogte blijven?

Heb je interesse in meer informatie over basisvaardigheden? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief.