Skip to main content

Tijdens de Week van Lezen en Schrijven organiseerden Stichting Het begint met Taal en Stichting Lezen en Schrijven een kennissessie voor vrijwilligers. Tijdens de sessie werden vragen van taalvrijwilligers beantwoord door een expertpanel. Bijvoorbeeld welke oefenmaterialen je het beste kunt gebruiken, hoe te beginnen met een deelnemer die nauwelijks Nederlands spreekt, hoe je je taalmaatje motiveert en nog veel meer. Hieronder vind je een aantal tips voor jou als taalvrijwilliger.

Het vinden van geschikte oefenmethoden

Allereerst is het belangrijk om onderscheid te maken tussen formeel taalonderwijs en taalcoaching door taalvrijwilligers. Taalonderwijs wordt gegeven door gediplomeerde of gecertificeerde docenten en daarbij wordt gebruik gemaakt van lesmethoden die leiden naar een bepaald taalniveau. Een taalcoach, taalmaatje of taalvrijwilliger oefent spreek-, luister- en soms ook lees- en schrijfvaardigheden, bij voorkeur naast de formele taallessen. 

Voor formeel taalonderwijs worden dus andere lesmethoden ingezet dan voor taalcoaching. Als vrijwilliger is het verstandig om een basistraining voor taalvrijwilligers en een webinar te volgen. Deze kan je via je coördinator aanvragen. Hierin wordt ingezoomd op materialen en werkvormen die je voor je individuele deelnemer of in je groep kunt inzetten. De materialen zijn vaak themagericht en gemaakt voor deelnemers met verschillende taalniveaus. Oefenmaterialen zijn bijvoorbeeld de Succes! Boekjes en SpreekTaal.  

Kies liever te makkelijk dan te moeilijk

Kies vervolgens het materiaal en ga ermee aan de slag, je merkt snel of het te makkelijk of juist te moeilijk is voor je deelnemer. Dan kies je de volgende keer een ander niveau. Kies liever iets wat te makkelijk is dan iets wat te moeilijk is. Het is namelijk goed als je taalmaatje succeservaringen opdoet, dat is belangrijk voor de motivatie. In de bibliotheken vind je bijvoorbeeld Makkelijk Lezen boeken (niet te verwarren met Grote Letterboeken), soms op taalniveau gerangschikt. Makkelijk Lezen boeken én kranten vind je ook op de site van Eenvoudig Communiceren (www.eenvoudigcommuniceren.nl). Dit zijn boeken voor volwassen, geschreven of herschreven in eenvoudige taal. Gebruik geen kinderboeken. Kinderboeken werken vaak demotiverend en hebben thema’s die niet aansluiten bij de belevingswereld. 

Vraag na jullie activiteit wat je taalmaatje ervan vond. Dat is je belangrijkste informatie voor de keuze voor een volgende keer. Wees ook niet bang om iets te herhalen. 

Hoe bouw je vanaf de basis iets op met je taalmaatje?

Probeer allereerst te achterhalen hoe het dagelijks leven van de deelnemer eruit ziet. Heeft hij/zij kinderen en/of werk. Op die manier kun je uitvinden op welke momenten de deelnemer taalcontact kan hebben. Deze situaties kun je dan gaan oefenen tijdens de taalcoaching. Start met het opbouwen van de woordenschat. Dat kan met de woordkaarten van Stichting Lezen en Schrijven (https://www.lezenenschrijven.nl/wat-doen-wij/oplossing-voor-je-vraagstuk/woordenschat-vergroten-met-woordkaarten). Daar zit ook een handleiding bij met werkvormen op niveau (vanaf A0). En met korte zinnen gericht op veel voorkomende onderwerpen. Een andere manier om woordenschat op te bouwen is Spreektaal 1 (A0-A1+). Praten over jezelf, Familie en vrienden, Eten & Drinken. Audio en modules van deze methode vind je op https://www.hetbegintmettaal.nl/spreektaal/

Het is belangrijk om de tijd te nemen om de handleiding even door te nemen. Op die manier haal je het meeste uit het materiaal. Stimuleer deelnemers ook om zelf, in eigen tijd te gaan lezen. Daarmee bouwen ze woordenschat op. Vervolgens ga je met zinnetjes aan de slag. 

Stap voor stap opstarten

Als vrijwilliger werk je niet van een startniveau naar een volgend niveau, je oefent de taal met de deelnemer. Bespreek met de deelnemer het startniveau. Mensen die nog geen scholing hebben gevolgd weten dit wellicht niet, mensen die wel scholing hebben gevolgd kunnen zelf hun taalniveau aangeven. Bij de eerste groep schat je zelf in wat het niveau is (beginner (A0), half gevorderd(A1-A2) of gevorderd(A2-B1). Toetsen is niet iets dat je als vrijwilliger doet. Je kunt eventueel mensen globaal indelen (beginner, half-gevorderd of gevorderd) en op basis daarvan je opdrachten per persoon makkelijker of moeilijker maken. Als deelnemers hun taalniveau willen weten, kun je met een professional een toetsmoment inplannen. 

Bespreek wat zijn/haar doel is en welke vaardigheid (lezen, schrijven, spreken luisteren) voor hem/haar het meest belangrijk is. Vraag ook naar interesses, zodat je de thema's van de bijeenkomsten daarop kunt afstemmen. Raadpleeg op basis van een NT1 of NT2 cliënt de materialenwijzer https://basisvaardigheden.nl/kennisbank/materialenwijzer. Stimuleer de opbouw van woordenschat door de deelnemer te motiveren om te gaan lezen (buiten taalcoaching). Zoek samen met de deelnemer naar Makkelijk Lezen boeken voor volwassenen. Is iemand geïnteresseerd in actualiteiten, maak dan gebruik van de kranten van Eenvoudig Communiceren https://www.eenvoudigcommuniceren.nl/kranten of bekijk samen de site https://www.lezenenschrijven.nl/nosnieuwsvandeweek. Iedereen leert op zijn eigen wijze. Test meerdere werkvormen en ontdek waar iemand blij van wordt.  

Met welk materiaal kun je anderstaligen motiveren?

Kijk vanuit de interesse van je deelnemer en vanuit het oefendoel. Wat sluit aan bij iemands interesse en waar hebben ze ook daadwerkelijk iets aan. Wanneer je die twee dingen duidelijk hebt kom je al een heel eind. Verder is de tip: veel uitproberen! Ga aan de slag met bijvoorbeeld SpreekTaal en werk vanuit thema's die aansluiten bij de interesse (wonen, werken, etc.).

Oefenlessen zijn bijvoorbeeld: zinnen maken in goede volgorde, voorzetsels, vraag en antwoord gesprek.

Een kind leert de taal door te luisteren en heel veel nadoen. Dat geldt voor een deel ook voor volwassenen. Luisteropdrachten zijn hiervoor heel belangrijk. Bouw spreekopdrachten op met het ABCD-model van Neuner. Eerst passief oefenen, actief oefenen opbouwen. Laat mensen de taal ervaren met alle zintuigen. Gebruik doe-opdrachten, ga met de taalmaatjes naar buiten, oefen gesprekken in de echte wereld.

Als iemand geen kennis heeft van een andere taal en geen grammatica kent van de eigen taal, kun je werken met Total physical response (TPR). Hierbij worden talige elementen gekoppeld aan fysieke bewegingen. Zo wordt taal niet slechts een ontastbaar concept maar worden de taalhandelingen gelinkt aan fysieke handelingen. Zo kun je werken met: loop naar de deur (voordoen, deelnemer doet na). Open de deur (voordoen, deelnemer doet na), etc. Zeker wanneer iemand geen grammaticakennis heeft kun je op deze manier wel grammaticastructuren passief leren.

Fouten laten maken bij spreken en luisteren

Laat je taalmaatje zoveel mogelijk fouten maken, daar leren ze van. Als taalcoach help je erbij iemand zelfvertrouwen te geven bij het spreken en luisteren en veel taalcontact te bieden. Probeer te luisteren naar structurele fouten die de verstaanbaarheid moeilijk maken. Daar kan je af en toe iets van zeggen, maar probeer vooral het gesprek niet teveel te onderbreken.

Ideeën voor Taalspelletjes 

Vaak zijn de spelletjes die kinderen spelen ook geschikt voor volwassenen als je ze iets aanpast. Voorbeeld: Ga buiten op zoek naar letters, geef je taalmaatje een bingokaart met letters en cijfers, die moet het taalmaatje dan zoeken in straatnaambordjes, huisnummers, reclames, bushokjes. Gebruik echte voorwerpen of foto's bij je activiteiten.

Geschikt materiaal om online te gebruiken

Het werkt heel goed om je scherm te delen. Je kan hiervoor praatplaten gebruiken, drukke foto's of tekeningen waar veel op gebeurt. Zo kun je woorden gaan verzamelen, zinnen mee maken, vragen stellen, zoekspelletje doen, etc. Ook SpreekTaal is gemakkelijk in te zetten via scherm delen.

Werken met een groep

Het voordeel van werken in een groep is dat deelnemers van elkaar kunnen leren. De verschillen in taalniveau kunnen soms lastig zijn. Dan moet je differentiëren. Bekijk dus per oefening of je een normale versie en een ‘light-versie’ aan kan bieden. Zo kun je bij het gebruiken van beeldmateriaal vragen of de ene persoon een zin maakt en de ander slechts een woord noemt. Ook kun je subgroepjes maken. De ene keer zet je de iets zwakkere juist bij elkaar zodat jij extra in kan springen, de andere keer laat je juist een iets sterkere deelnemer een iets zwakkere verder helpen. Wat heel goed kan helpen is het werken vanuit thema's. Zo komen de individuele oefendoelen aan bod, maar werkt iedereen wel elke sessie met dezelfde woordenschat.

Oefenwerk tijdens vakanties

Het is goed als jouw deelnemer blijft oefenen met taal, ook in de vakantie. Bepaal op basis van het seizoen wat een leuke vakantieopdracht is. Misschien kunnen ze hun favoriete kerstrecept vertalen, zodat jij het kan lezen en maken. Of een boswandeling maken, foto’s maken van paddestoelen en de namen ervan opzoeken. Of maak een bingokaart met opdrachten zoals; een artikel uit de (Start)krant lezen, een Nederlandstalige radiozender luisteren, een Nederlandse film kijken, een Nederlands recept lezen en uitproberen. Vraag of ze in de vakantie 3 dingen willen afvinken van de kaart. Een uitgebreid aanbod qua zelfstudie is te vinden in de e-learning Verdieping. Vaak werkt het ‘t beste als je ze echt een concrete opdracht geeft. 

Laat de ander aan het woord en maak het actief

Werk niet alleen uit een boek en praat zelf niet meer dan 33% van de tijd, laat vooral de deelnemer aan het woord en bedenk werkvormen die energie opwekken (spelletjes, een wandeling, een opdracht waar je voor moet lopen etc.). 

Tot slot

Jouw werk als vrijwilliger is heel erg belangrijk! En vooral ook heel leuk. We wensen je veel plezier als taalvrijwilliger. 

Download de materialen

Bekijk de kennissessie "Vrijwilligers maken het verschil"

Door Stichting Lezen en Schrijven en Stichting Het Begint met Taal tijdens de Week van Lezen en Schrijven 2022

Het Begint Met Taal

Stichting Het Begint met Taal is expert op het gebied van taalcoaching aan nieuwkomers. Zij ondersteunen organisaties in het hele land met materiaal, advies en training. Kijk voor meer informatie op hun website.


Startpunt Vrijwilligers

Wilt u meer weten over dit onderwerp? Of zelf hiermee aan de slag? Kijk dan op Startpunt Vrijwilligers. Hier staat ook een overzicht van materialen en trainingen die beschikbaar zijn en hoe deze verkregen kunnen worden.

Basis over basisvaardigheden Praktijkvoorbeeld Vrijwilligers NT1 NT2 Op weg naar instroom Op weg naar 1F / Basisniveau 1 Op weg naar 2F / Basisniveau 2 Van Alfa / A0 naar A1 Vanaf A1 naar A2 Vanaf A2 naar B1 Coaching en feedback geven Werken met materialen Starten als taalvrijwilliger
Terug naar boven

Op de hoogte blijven?

Heb je interesse in meer informatie over basisvaardigheden? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief.