Perspectief van het kind: opgroeien in een gezin met laaggeletterdheid
Onlangs verscheen het rapport Intergenerationele overdracht van laaggeletterdheid: een ander pad. In dit rapport staat het perspectief centraal van kinderen die zijn opgegroeid met laaggeletterde ouder(s) en Nederlands als eerste taal. De kinderen uit het onderzoek zijn inmiddels volwassen en zelf niet laaggeletterd. Wat hielp hen om niet in hetzelfde patroon terecht te komen en een ander pad te nemen? Het Expertisepunt Basisvaardigheden sprak met onderzoeker en auteur Natascha Notten.
Lees het rapport Intergenerationele overdracht van laaggeletterdheid: een ander pad hier.
Natascha Notten is socioloog en wetenschappelijk onderzoeker. Vanuit haar onderzoeksbureau Gelijkschap doet ze onderzoek naar sociale vraagstukken. Haar werk draait altijd om het thema ‘gelijke kansen’.

Wat betekent ‘intergenerationele overdracht van laaggeletterdheid’?
“Van generatie op generatie wordt er veel kennis doorgegeven. Maar er wordt nog veel meer doorgegeven. Denk ook aan opvattingen, levenservaringen en omgangsvormen. Intergenerationele overdracht betekent dus alles wat ouders doorgeven aan hun kinderen: vaardigheden, houdingen en normen. Sommige dingen geven ouders bewust door, maar veel ook onbewust. Die overdracht begint al voor de geboorte, tijdens de zwangerschap. In dit onderzoek kijken we naar wat ouders die moeite hebben met lezen, schrijven of rekenen hebben doorgegeven op het gebied van basisvaardigheden. Dat kan grote invloed hebben op het leven van hun kinderen. Het is soms lastig om dit soort patronen te doorbreken.
Is er al meer onderzoek gedaan naar dit onderwerp?
“Naar intergenerationele overdracht is al veel onderzoek gedaan, bijvoorbeeld over armoede en opleidingsniveau. Het valt op dat het lastig is om situaties te doorbreken als er bijvoorbeeld sprake is van te weinig bestaanszekerheid. Ook over laaggeletterdheid is al veel onderzoek gedaan. Vaak zijn dan professionals, beleidsmakers of ouders geïnterviewd. Maar er is nog nooit eerder onderzoek gedaan dat zich richt op het perspectief van de kinderen. Kinderen opgegroeid met Nederlands als eerste taal is nog niet eerder gevraagd: ‘Hoe was het voor jou om op te groeien in een gezin met weinig basisvaardigheden?’ Dat maakt dit onderzoek bijzonder.”
Wat is de grootste uitdaging voor deze kinderen?
“De kinderen uit het onderzoek werden door hun ouders vaak al op jonge leeftijd gevraagd om te helpen. Bijvoorbeeld met brieven van school of de overheid, administratie, of boodschappen doen. Daardoor waren ze zelf al jong basisvaardig. Op school merkten ze soms dat het bij hen thuis anders ging dan bij andere kinderen. Sommige kinderen voelden zich daardoor eenzaam of werden gepest. Bijna allemaal kregen ze een te laag schooladvies op de basisschool.”
“Als een brief van de belastingdienst of wat dan ook binnenkwam, en mijn vader was er een week niet, mijn moeder had dan best wel veel stress omdat ze het dan niet begreep en dan wilde ik graag helpen.” – Kind uit het onderzoek
“Ook hebben ze vaak niet de ‘juiste’ taalcodes meegekregen van huis. In stressvolle situaties vallen sommige kinderen wel eens terug op oude taalgewoontes. Ze vinden dan soms niet de juiste woorden. Sommige van hen zijn daardoor nog regelmatig onzeker in bepaalde sociale omgevingen of situaties. Ze vragen zich steeds af: ‘Doe ik het goed? Is dit juist?’”
“Samengevat: deze kinderen moesten al vroeg volwassen zijn. Ze hielpen hun ouders met zaken waar andere kinderen nog niets vanaf weten. Daardoor hebben ze soms gemist wat het betekent om echt kind te zijn.”
Zijn er ook positieve kanten?
“Deze kinderen zijn al jong heel basisvaardig. Ze lazen brieven, regelden zaken voor school en hielpen met administratie. Zo kregen ze op jonge leeftijd veel verantwoordelijkheid. Sommige kinderen vonden dat juist prettig. Ze voelden zich daardoor serieus genomen en gelijkwaardig behandeld. Sommige kinderen geven aan hierdoor juist heel besluitvaardig en creatief te zijn geworden en hebben daar nog steeds profijt van.”
Wat helpt bij het doorbreken van deze overdracht?
“Wat sterk naar voren komt in het onderzoek, is het belang van ‘gidsen’ in het leven van deze kinderen. In elk verhaal was er wel één belangrijke persoon of meerdere mensen die aandacht gaven aan deze kinderen en nieuwe mogelijkheden boden. Bijvoorbeeld richting studie of werk. De gidsen zorgen ervoor dat de kinderen zich gezien en gehoord voelen. Ze ondersteunen ook het geloof van kinderen in zichzelf. Gidsen kunnen leraren zijn, maar ook vrienden, buren of bijvoorbeeld sociaal werkers.”
“In de laatste week voor mijn examen kwam een economiedocent naar mij toe en zei ‘Je hebt veel meer in je mars’. Nou ja, dan gaat alles op zijn schop, hè?” – Kind uit het onderzoek
Wat kunnen professionals doen?
“Voor professionals is het belangrijk om in deze gezinnen niet alleen naar de ouders te kijken, maar ook de kinderen echt te zien en te horen. Vaak wordt er van alles geregeld voor de ouders, maar worden de kinderen vergeten. Neem als professional ook je rol als volwassene; veel kinderen geven aan een volwassene in hun omgeving gemist te hebben die voor hen opkwam. In onze cultuur vinden we het moeilijk om iets te zeggen over de opvoeding van anderen. Maar de kinderen uit dit onderzoek zeggen juist: dat hadden we nodig.”
Wat verraste jou het meest tijdens het onderzoek?
“Ik werd vaak verrast. Ik wist dat mensen met weinig basisvaardigheden dit goed kunnen verbergen voor de buitenwereld, maar ik had niet verwacht dat dit ook binnenshuis zo sterk speelt. En als kind neem je de dingen zoals die zijn. Zij stelden geen vragen bij de gezinssituatie, het was zoals het was. Pas later ontdekten ze vaak dat het in andere gezinnen er anders aan toeging en dat niet de kinderen maar de ouders de zakelijke dingen regelden. Daarnaast viel het op dat sommige kinderen, doordat zij opgroeiden met een beperkte woordenschat, ook niet goed leerden om hun gevoelens uit te drukken. En de kinderen traden regelmatig op als tolk voor hun ouders. Dat zien we vaak bij anderstalige gezinnen, maar het gebeurt dus ook bij gezinnen waar Nederlands de eerste taal is.”
Wat wil je de lezer van het rapport meegeven?
“Richt je niet alleen op het probleem, maar kijk ook naar wat wel kan en werkt. Er zitten ook kansen in het feit dat kinderen al jong zo vaardig zijn. We denken vaak dat we deze kinderen moeten helpen met lezen en schrijven, maar dat is niet per se het geval. Wat veel belangrijker is: zorg ervoor dat kinderen in deze gezinnen gewoon kind kunnen zijn.”