Wat is het probleem rond taal?
Het minimale niveau om mee te kunnen doen in onze samenleving, is vastgesteld op 2F. Dit is vergelijkbaar met eindniveau vmbo of mbo 2/3. We spreken dus van voldoende taalvaardigheden als iemand minstens taalniveau 2F heeft. Mensen die onder het niveau 2F presteren, noemen we laaggeletterd (Feiten & Cijfers, 2018).
Achttien procent van de Nederlanders van 16 jaar en ouder is laaggeletterd (Feiten & Cijfers, 2018). Dat zijn ongeveer 2,5 miljoen mensen. De meeste mensen in deze groep hebben Nederlands als moedertaal en hebben in Nederland op school gezeten (Tubbing & Matthijsse, 2018). Door verschillende oorzaken hebben zij toch moeite met lezen en schrijven. Bijvoorbeeld door problemen in hun (vroegere) thuissituatie of negatieve leerervaringen op school. Ook wordt laaggeletterdheid vaak doorgegeven aan een volgende generatie (Cox, 2000). En uit onderzoek blijkt dat er nog steeds veel jongeren van school gaan met te lage basisvaardigheden (Inspectie van het Onderwijs, 2018).
Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven kunnen minder goed meedoen in de samenleving. Want taal gebruik je in het dagelijks leven overal. Bijvoorbeeld om:
- een kookrecept te volgen;
- een sollicitatiebrief te schrijven;
- met het openbaar vervoer te reizen;
- een brief van de gemeente te lezen.
En nu onze samenleving juist steeds digitaler wordt en daardoor ook ingewikkelder, is dit lastig voor mensen die moeite hebben met lezen en schrijven. Er wordt namelijk steeds meer een beroep gedaan op onze basisvaardigheden. Vroeger was het bijvoorbeeld mogelijk om bij een gemeenteloket je uitkering of parkeervergunning aan te vragen, maar nu moet je dat zelf via de computer regelen.