Neem interesses als basis

Het belangrijkste om mee te starten is om uit te vinden wat je deelnemer bezighoudt. Heeft hij / zij kinderen of is op zoek naar werk? Houdt je deelnemer van koken of juist van de natuur? Kijk of je daar materiaal bij kunt vinden. SpreekTaal heeft modules over alledaagse onderwerpen zoals eten & drinken, werk, reizen, gezondheid, vrienden. Kijk waar de interesse van jouw deelnemer ligt en zoek daar het materiaal bij. Zo heeft je deelnemer er in de praktijk ook direct iets aan. 





Bouw het oefenen langzaam op

Een kind leert de taal door te luisteren en heel veel nadoen. Dat geldt voor een deel ook voor volwassenen. Luisteropdrachten zijn daarom heel belangrijk. Bouw spreekopdrachten op met het ABCD-model van Neuner. Dat wil zeggen: Eerst passief oefenen (luisteren en kijken), dan langzaam opbouwen met actief oefenen. Eerst gestructureerd woorden en zinnetjes oefenen en vervolgens steeds meer vrijer oefenen. Laat mensen de taal ervaren met alle zintuigen. Gebruik doe-opdrachten, ga bijvoorbeeld met de taalmaatjes naar buiten, oefen gesprekken in de echte wereld. Laat je deelnemer zelfstandig iets bestellen bij de bakker, of de weg vinden door straatnaambordjes te lezen.





Koppel taal aan fysieke handelingen 

Als je deelnemer geen enkele kennis heeft van de Nederlandse taal en geen grammatica kent van de eigen taal, kun je werken met Total Physical Response (TPR). Hierbij worden talige elementen gekoppeld aan fysieke bewegingen. Zo wordt taal niet slechts een ontastbaar concept maar worden de taalhandelingen gelinkt aan fysieke handelingen. Zo kun je werken met: loop naar de deur (voordoen, deelnemer doet na). Open de deur (voordoen, deelnemer doet na), etc. Zeker wanneer iemand geen grammaticakennis heeft kun je op deze manier grammatica structuren wel passief leren.

Zoek je meer informatie voor vrijwilligers? Kijk dan hier