1. Als vrijwilliger is het verstandig om een basistraining voor taalvrijwilligers en webinars te volgen (vraag je coördinator). Hierin leer je over materialen en werkvormen. Oefenmaterialen zijn bijvoorbeeld de Succes! Boekjes en SpreekTaal, die veel verschillende niveaus en thema’s hebben om aan te sluiten bij het oefendoel en de interesses van je deelnemer.  
2. Bespreek wat het oefendoel is van je deelnemer en welke vaardigheid (luisteren, spreken, lezen, schrijven) het meest belangrijk is. Oefen met een nieuwkomer pas met lezen en schrijven als die het luisteren en spreken al behoorlijk onder de knie heeft.
3. Vraag naar de interesse van je deelnemer en combineer dat met het oefendoel. Wat sluit aan bij iemands interesse en waar hebben ze ook daadwerkelijk iets aan. Wanneer je die twee dingen duidelijk hebt kom je al een heel eind. 
4. Bespreek het startniveau met je deelnemer. Deelnemers die nog geen scholing hebben gevolgd vinden dit misschien lastig aan te geven. In dat geval schat je zelf in wat het niveau is. Kies liever oefenmateriaal dat te makkelijk is dan iets dat te moeilijk is. Het is goed als je taalmaatje succeservaringen opdoet, dat is belangrijk voor de motivatie. 
5. Probeer veel materiaal gewoon uit! Ga aan de slag met bijvoorbeeld SpreekTaal en werk vanuit thema's die aansluiten bij de interesse (wonen, werken, etc.). Raadpleeg op basis van een NT1 of NT2 deelnemer de materialenwijzer.
6. Werk niet alleen uit een boek en praat zelf niet meer dan 1/3 van de tijd, laat vooral de deelnemer aan het woord, die moet immers oefenen en ervaring opdoen. 
7. Gebruik geen kinderboeken. Kinderboeken werken vaak demotiverend en hebben thema’s die niet aansluiten bij de belevingswereld. In de bibliotheken vind je bijvoorbeeld Makkelijk Lezen boeken, soms op taalniveau gerangschikt. Makkelijk Lezen boeken én kranten vind je ook op de site van Eenvoudig Communiceren. Dit zijn boeken voor volwassen, geschreven of herschreven in eenvoudige taal. 
8. Bedenk werkvormen die energie opwekken (spelletjes, een wandeling, een opdracht waar je voor moet lopen etc.).  Voorbeeld: Ga buiten op zoek naar letters, geef je taalmaatje een bingokaart met letters en cijfers, die moet het taalmaatje dan zoeken in straatnaambordjes, huisnummers, reclames, bushokjes. Gebruik echte voorwerpen of foto's bij je activiteiten.
9. Vraag na jullie activiteit wat je taalmaatje ervan vond. Dat is je belangrijkste informatie voor de keuze voor een volgende keer. 
10. Wees niet bang om iets te herhalen! Voor jou lijkt dat misschien saai, je deelnemer kan daardoor juist iets beter onthouden en zekerder worden.

Veel succes! Wil je een overzicht van alle beschikbare materialen en trainingen? Kijk dan op Startpunt Vrijwilligers.