Zeven experimenten voor versterking basisvaardigheden ontvangen subsidie
Het actieprogramma Tel mee met Taal (TMMT) heeft dit jaar (2022) subsidie toegekend aan zeven experimenten om de basisvaardigheden van mensen te versterken. Een onafhankelijke onderzoekscommissie van het Expertisepunt Basisvaardigheden heeft een inhoudelijk advies uitgebracht over de experimenten waar de toekenning op is gebaseerd.
Organisaties konden zich vanaf januari 2022 aanmelden voor de nieuwe subsidieronde. Het gaat hierbij om experimenten die laaggeletterden beter bereiken, om zo personen met beperkte basisvaardigheden te motiveren en stimuleren voor het nemen van cursussen taal-, schrijf-, reken- of digitale vaardigheden.
Tel mee met Taal: 4,8 miljoen euro voor basisvaardigheden
De toekenning van subsidies aan de zeven experimenten is onderdeel van een breder subsidieprogramma van Tel mee met Taal. Vanuit dit programma worden jaarlijks subsidies toegekend om basisvaardigheden te versterken. Behalve voor de categorie praktijkgerichte experimenten (waar dit artikel over gaat) werden ook subsidies toegekend in de categorie werknemers: werkgevers ontvangen subsidie om laaggeletterde werknemers scholing aan te bieden op het gebied van taal, rekenen of digitale vaardigheden.
Ten slotte was er de categorie ouders. Bijvoorbeeld scholen, kinderdagverblijven of bibliotheken krijgen subsidie voor het verbeteren van een educatief thuismilieu, de educatieve samenwerking tussen ouders en school en het verbeteren van (digitale) geletterdheid van ouders.
Al met al gaan meer dan 189 werkgevers, scholen, bibliotheken en andere organisaties dit jaar aan de slag met het versterken van basisvaardigheden. In totaal krijgen zij hiervoor ruim 4,8 miljoen euro. De subsidies vallen binnen de subsidieregeling Tel mee met Taal 2021-2024.
De toegekende aanvragen
De experimenten hebben een verschillende aanpak en doelgroep. Hieronder zijn de zeven experimenten kort beschreven.
Gezonde Taal (Buurtplein De Componist)
Bij Buurtplein De Componisten werken zorg- en welzijnswerkers, buurtsportcoaches, wijkbewoners en de bibliotheek samen. In het experiment Gezonde Taal helpen ze mensen uit de wijk die moeite hebben met de basisvaardigheden. De activiteiten worden samen met laaggeletterden bedacht, zodat de activiteiten goed bij ze passen en meer mensen mee gaan doen aan de activiteiten. Dit doet Buurtplein op basis van het concept Positieve Gezondheid, waarin ‘eigen regie geven’ centraal staat. Om het experiment Gezonde Taal te realiseren, wordt er een werkgroep opgericht met daarin mensen uit de zorg, van de bibliotheek en laaggeletterden. De groep bewaakt het experiment en stuurt eventueel bij. Daarnaast krijgen de mensen uit de zorg voorlichting over hoe je laaggeletterdheid herkent, hoe je het bespreekbaar maakt en hoe je mensen koppelt aan een taalactiviteit. Ook leren ze hoe ze hun website en brieven kunnen aanpassen zodat laaggeletterden het kunnen begrijpen.
Hunti pa Dilanti! (Stichting Bonaire Connect)
In het experiment van Stichting Bonaire Connect wordt iemand die Nederlands spreekt gekoppeld aan iemand die Papiamentu spreekt. De Papiamentu-spreker helpt het Nederlandse taalmaatje met het leren van Papiamentu. Op deze manier wil de stichting meer mensen de taal van Bonaire leren spreken. In ruil daarvoor leert de Nederlands-spreker zijn of haar taalmaatje iets anders. Dat kan de Nederlandse taal zijn, maar bijvoorbeeld ook koken, boekhouden of fotograferen. De maatjes spreken één keer per week af. Alle maatjes komen één keer per maand samen voor een activiteit, zoals een wandeling, een spel of een creatieve avond. De deelnemers leren elkaar beter kennen en ze kunnen tips uitwisselen. Het laagdrempelige en persoonlijke contact draagt bij aan nieuwe en positieve associaties met de Nederlandse taal voor de Papiamentu-sprekers waardoor interesse en motivatie kan ontstaan voor het volgen van een taalcursus.
Jouw verhaal begint met taal (MFC ’t Vinkhuys)
MFC ’t Vinkhuys wil in de wijk Vinkhuizen (Groningen) laaggeletterde inwoners beter bereiken en behoeftegericht activiteiten aanbieden. In het experiment zetten ze in op drie thema’s. Zo wil de organisatie de bewustwording verhogen en tools aanreiken aan formele en informele organisaties in de wijk. Daarnaast wil ze de participatie van laaggeletterde wijkbewoners bevorderen via laagdrempelige activiteiten. Verder wil ze wijkbewoners met een taalachterstand via sleutelfiguren in de wijk mee laten meedoen aan programma’s en activiteiten. MFC ’t Vinkhuys wil actieve buurtbewoners spreken en voorlichten, om op die manier laaggeletterdheid bespreekbaar te maken aan eventueel te signaleren. De organisaties gaat in gesprek met de buurtbewoners om te kijken hoe hun activiteiten en faciliteiten aangepast kunnen worden om laaggeletterden beter van dienst te zijn.
Non-bereik NT2? Werven op basis van inzicht
In het experiment van ITTA UvA wordt onderzocht hoe gemeenten anderstaligen kunnen bereiken die het (gratis) aanbod van de bibliotheek nodig hebben. Waarom komen deze mensen niet naar de bibliotheek voor hulp of een cursus? Drie gemeenten gaan kijken welke anderstaligen met weinig schoolervaring er in de gemeente wonen. De gemeente gaat in gesprek met deze mensen om te inventariseren of ze weten wat de bibliotheek voor hen kan betekenen en welke hulp zij willen en nodig hebben om naar de bibliotheek te komen. Vervolgens wordt het aanbod van de bibliotheek aangepast op de behoeften van deze mensen. De mensen worden actief naar de bibliotheek gehaald en aan het eind van het experiment wordt gekeken of mensen uiteindelijk wel gebruikmaken van het aanbod in de bibliotheek.
Laaggeletterde ouders in gemeente Almelo
Het experiment van Avedan is gericht op laaggeletterde ouders uit Almelo met kinderen van 0 tot 2 jaar die Nederlands als eerste taal hebben. Er wordt samen met de ouders een ‘taalrijke thuisomgeving’ ontwikkeld. Er worden activiteiten bedacht en georganiseerd samen en voor de ouders. Dit zorgt ervoor dat andere ouders ook worden bereikt. Voor jonge kinderen is het heel belangrijk om met taal bezig te zijn. Als de ouders goed zijn in de taal, dan geven zij dit door aan de kinderen. Het experiment bestaat uit een aantal stappen waarin onder andere onderzocht wordt waar laaggeletterde ouders wonen en wat medewerkers op deze plekken nodig hebben om laaggeletterdheid te herkennen. Er worden instrumenten voor de medewerkers ontwikkeld, zoals praatplaten, en er wordt gekeken naar passend aanbod dat geschikt is voor wat ouders willen leren of maken.
Taallab (Werkzaak Rivierenland)
In het experiment Taallab van Werkzaak Rivierenland staat werken centraal. Bij Werkzaak zijn er veel mensen die nog niet zo goed kunnen lezen, schrijven of met de computer kunnen omgaan. In het experiment is een taaltrainer actief betrokken die helpt bij het oefenen van de Nederlandse taal. De taaltrainer helpt met het oefenen van de taal op de werkvloer bij Werkzaak, maar ook werkgevers krijgen hulp. Verder is de taaltrainer betrokken bij het maken van huiswerk van taalleren die het ROC of het Taalhuis geeft. Ook kijkt de taaltrainer naar plekken dichtbij huis waar mensen de taal kunnen oefenen. Er wordt elke drie maanden bij elk persoon een meting gedaan om te zien wat diegene geleerd heeft.
Taalhuis in de Bouw in Transitie (Transitiehuis Gelderland)
Transitiehuis Gelderland heeft een praktijkgericht experiment waarin de instroom, bereikbaarheid en toegankelijkheid van hun cursussen taalvaardigheid, rekenvaardigheid en digitale vaardigheid centraal staat. De cursussen zijn bedoeld voor in Nederland woonachtige laaggeletterde personen en statushouders werkzaam in de bouw en techniek. In de bouw-, installatie- en infrasector worden dagelijks specifieke termen en vakjargon gebruikt. Dat maakt de communicatie op de bouwplaats moeilijk. Transitiehuis Gelderland heeft eerder praktijktaalboeken ontwikkeld en wil de ervaringen en het inzicht gebruiken om de werving, dienstverlening, het aanbod en de begeleiding van laaggeletterde personen te verbeteren. Het experiment Taalhuis in de Bouw moet uiteindelijk een structureel instrument worden bij Transitiehuis Gelderland.